Vier jaar geleden vluchtte Bandar met zijn vrouw en drie kinderen van Syrië naar Olst. Zijn goedlopende textielbedrijf werd gebombardeerd tijdens de oorlog. Bandar begon opnieuw met een naaimachine in zijn schuurtje, inmiddels heeft hij een eigen winkel. “Ik heb hier een nieuw leven opgebouwd, samen met mijn gezin. Ik zou nu niet meer terug willen naar Syrië”, vertelt hij.
Het is september 2017 als we op bezoek gaan bij Bandar. Hij heeft een naaimachine van 10 euro in een schuurtje aan zijn huis staan. Daarmee naait hij kleren of maakt hij broeken korter. Het is een hobby van Bandar, maar het zorgt er ook voor dat hij de oorlog kan vergeten. “Het was een moeilijke tijd”, blikt hij terug.
Van schuurtje naar winkel
Nu, vier jaar later, is het schuurtje verruild voor een eigen winkel in het centrum van Olst met meerdere naaimachines. Gordijnen, kleren, korte broeken of pakken, Bandar maakt het allemaal. “Ja, alles eigenlijk. Ook grote opdrachten van zestig jurkjes of rokjes bijvoorbeeld”, vertelt hij trots.
Trots is hij ook op zijn kroost en vrouw. Hun vijfde kind is onderweg. “Ik heb een boel meegemaakt, maar ik heb er wat van gemaakt. Ik ben bezig met mijn nieuwe leven en wil eigenlijk niet terugkijken naar het verleden”, vertelt Bandar. Hij blijft dan ook dromen: “Het liefst wil ik een eigen kledingmerk opbouwen. Kleding ontwerpen en verkopen via onze website.”
‘Nieuwe president van Syrië’
Ook de kinderen van Bandar voelen zich thuis in Nederland. Zijn zoon Obaida vertelde in 2017 hoe hij in een boot moest vluchten naar Nederland. “Het was te gevaarlijk om in Syrië te blijven. Het was echt niet fijn”, vertelde hij. “Ik ga hier proberen te studeren om de nieuwe president van Syrië te worden.”
Inmiddels zit Obaida in groep acht en gaat hij volgend schooljaar naar het atheneum in Deventer. Het gaat goed met hem. “Ik denk eigenlijk niet meer aan de stomme dingen van het vluchten, alleen nog aan de leuke.” Of hij nog steeds president van Syrië wil worden? “Nee, dat is weg. Ik wil astronaut worden of iets van ruimtewetenschappen.”