Sportjournalist Jan Willem Spaans verruilde onlangs zijn geliefde Amsterdam in voor een nieuw avontuur aan de oevers van de IJssel. Een keuze die wij natuurlijk alleen maar aanmoedigen. Toch gaat de inburgering in de Deventer koekstad niet geheel zonder slag of stoot. Jan Willem Spaans bespreekt iedere maandag wat hem opvalt als ‘nieuwe Deventenaar’.
Oproep aan iedereen in Nederland. Wilt u Deventer eens bezoeken: doe het nu. Kom maar. De stad is nu op zijn mooist. Denk ik tenminste. Als het bevalt, kom dan in december zeker terug voor het Dickens-festival, dat is iets heel bijzonders. Waarom Deventer er nu mooi bijligt? Met het voetbal heeft dat niets te maken.
Deventer is een herfststad, kwam ik vorige week achter. Dat steden hun eigen jaargetijde hebben, heb ik ooit geleerd van mijn docent Engels op de middelbare school. Zoals iedere leraar Engels was het zijn hobby om door Londen te wandelen. ‘Het liefst in november’, zei hij er altijd bij. ‘En dat het dan een beetje miezert, in de schemering.’ Ik dacht dat de man gek was. Als je toch kon kiezen, waarom zou je dan voor de koude, donkere dagen gaan? Ik woonde in Amsterdam. Die stad is in de lente het mooist. Zo langs de grachten fietsen op de eerste dag zonder jas. De eerste keer barbecueën in het park, de eerste terrasmiddag. Soms vonden we de lente zo mooi dat we de zomer oversloegen. Geen verzengende hitte, maar een mild briesje bij een graad of twintig. Dan werden de lenteavonden gewoon wat langer.
Mijn leraar had gelijk. Berlijn is bijvoorbeeld een winterstad. De bittere kou door je lijf trotseren met een grote kom glühwein of een pul bier in een aftands kroegje. Het past bij het wat armoeiige imago van de Duitse hoofdstad. Barcelona, met zijn strand: zomerstad. Rome is een nazomerstad. Nooit in de zomer gaan: de Romeinen zijn er niet om pizza voor je te bakken en half Japan staat zich voor het Pantheon te verdringen. Nee, lekker in september boeken. Aangenaam warm is het er dan.
Deventer is een herfststad. Ik had het toen ik over de Brink liep. Wat hebben ze die mooi verlicht, zeg. Heel subtiel. In veel steden verpesten ze dat. Veel te fel is het bijvoorbeeld in Den Bosch, een beetje hoerig haast. Het helpt ook dat de voorspelbare winkelketens net een straat verder zitten, waardoor ook die puien de illusie niet kunnen wegnemen dat je door de negentiende eeuw loopt. Zeker op doordeweekse avonden is het een openluchtmuseum hier, zonder in- of uitgang. Nauwe, stille straatjes. Het is genoeg verlicht om te zien waar je loopt, en als het een beetje schuin regent, kun je de druppels net zien vallen. Binnen heb je herbergjes waar de lokale brouwsels verkocht worden, waar je kunt schuilen als het herfstweer wat al te streng wordt.
‘Eagles is een échte club’, bijten de fans in de Adelaarshorst die van de tegenpartij zo nu en dan toe, om het authentieke karakter van Go Ahead te onderstrepen. Wel, Deventer is in dit jaargetijde ook een échte stad. Op veel plekken proberen ze de duisternis van de herfst te verbloemen met veel te felle, lelijke verlichting. Deventer omarmt het juist: wat donker is, mag ook best donker blijven. Het maakt van de Brink en zijn omgeving een feeërieke omgeving, een luikje naar vroeger. Volgens de kalender moet Deventer nog zes weken wachten voor de stad zich in Dickens-sferen zal hullen. Gelooft u mij: we zijn hier allang begonnen. Komt dat zien, hier in de Herfststad aan de IJssel!
Wie is Jan Willem Spaans?
Jan Willem Spaans is 26 jaar. Hij werkt als freelance verslaggever voor verschillende media, en verhuisde recent van Amsterdam naar Deventer. Hier komt Jan Willem een jaar lang de verrichtingen van Go Ahead Eagles volgen, om er uiteindelijk een boek over te schrijven. Hij heeft er in het verleden meer geschreven, allemaal met voetbal als thema. Op deze plek kan hij al zijn verwondering, verbijstering en vertedering kwijt voor het Deventer leven – deze column verschijnt iedere maandag!
Alle columns van Jan Willem lezen? Klik dan hierrr!